Nieuwsbrief November 2011

Het Adenovirus

De afgelopen weken werd me door een aantal liefhebbers gevraagd of ik aandacht zou willen besteden aan bovengenoemd virus. Een liefhebber had de diagnose horen stellen bij een collega duivenarts, een andere meldde dat het niet anders kon dan dat hij met het Adenovirus te maken had. Immers zijn duiven hadden alle verschijnselen die in de richting van het Adenovirus wezen. Ook in onze kliniek hadden we ook een paar liefhebbers waar we bij de duiven het Adenovirus vaststelden. De definitieve diagnose wordt gesteld bij sectie waarbij middels pathologisch onderzoek de levernecrose vastgesteld wordt. Bij twijfelgevallen moet er soms materiaal naar een laboratorium gestuurd worden om zekerheid te krijgen. Daardoor zou kostbare tijd verloren kunnen gaan. Gelukkig zijn er inmiddels

praktische bruikbare testen beschikbaar waarmee binnen enkele minuten de aanwezigheid van dit virus middels een cloaca-uitstrijkje kan worden vastgesteld. Soortgelijke testen zijn ook beschikbaar voor een aantal andere virussen die bij duiven voorkomen. Hiermee zijn de diagnostische mogelijkheden onder praktijkomstandigheden toch aanzienlijk uitgebreid.

 

De liefhebber die alleen op grond van de klinische verschijnselen de diagnose Adenovirose stelde begeeft zich echter op glad ijs. Er zijn meerdere ziekten die soortgelijke verschijnselen geven als bij een besmetting met het Adenovirus optreden. Zo was er recent een liefhebber in de kliniek die stellig was dat de verschijnselen die zijn duiven hadden op Adeno zouden kunnen wijzen. De duiven gingen vrij snel dood. Daar kwam nog bij dat hij al 14 dagen aan het kuren was tegen de paratyfus, met een bekend middel, iets wat hij rond deze tijd altijd deed. Met zo'n anamnese ga je makkelijk mee het schip in. Want met in je achterhoofd de kuur tegen paratyfus, doet het je natuurlijk vermoeden dat het dat dan niet is. We kregen een duif aangeboden voor sectie. In de anamnese werd verteld dat er ook een duif dood gegaan was die dag. Het is dan natuurlijk logischer dat juist die dode duif opengemaakt wordt en niet een duif die nog redelijk uitziet, hoewel al vermagerd. De dode duif vertoonde in nieren en darmwand ontstekingshaarden en de lever was vlekkerig. In nog geen 24 uur werd op alle drie de plaatsen paratyfus aangetroffen, ook al had deze duif dus langdurig al een paramiddel toegediend gekregen.

Wederom een bevestiging dat de ziekte paratyfus niet zwart-wit benaderd dient te worden. We moeten het zien als het probleemcomplex wat het in wezen is. Op meerdere terreinen tegelijk dient de strijd met tegen deze ziekte gevoerd te worden. Enerzijds verhoging van de weerstand, anderzijds vaccinatie, goede ontsmetting en de juiste medicatie. Gelet op het feit dat de resistentie van de bacterie tegen de diverse antibiotica duidelijk aan het toenemen lijkt (niet uit te sluiten is dat dit het gevolg is van het te pas en te onpas kuren tegen deze bacterie zonder kennis van zaken, met te korte kuurtjes en verkeerde medicamenten) is het verstandig een antibiogram te maken voordat men aan het kuren slaat bij een vastgestelde infectie met Salmonella Typhimurium.

Maar goed, deze nieuwsbrief zou gaan over Adenovirus. Het Adenovirusprobleem doet zich meer voor in het voorjaar dan nu in het najaar. We dienen dan ook onderscheid te maken tussen twee vormen van Adenovirose.

Type 1 en Type 2.

De problemen die zich nu lijken voor te doen met het Adenovirus zijn meer toe te dichten zijn aan Type 2. Bespreking van het meer klassieke beeld bij jonge duiven kan daarom beter plaatsvinden in het voorjaar als deze vorm zijn hoogtepunt beleeft.

Adenovirus Type 2.

Dit virus komt het hele jaar voor en kan duiven van alle leeftijden aantasten. In tegenstelling tot het Type 1 zijn er bij Type 2 vaak weinig verschijnselen waar te nemen simpelweg omdat de duiven veel te snel sterven. Vaak al binnen 12-24 uur.

Bij sectie is vaak een uitgebreide levernecrose vast te stellen. Dit is dan ook de reden van de snelle sterfte. Als er al symptomen optreden zijn dat incidenteel braken en een gele, vloeibare mest. De sterfte onder de duiven kan aanzienlijk zijn maar het kan ook langzamer verlopen waarbij gedurende meerdere weken incidenteel duiven sterven. Bij de gevallen waarbij het een trager verloop heeft komen bacteriën vaak ook nog een rol meespelen. De E. Coli bacterie maar ook Streptokokken (Streptokokkus Galolyticus) en Staphylococcen (Staphylococcus intermedius) stellen we dan vast bij bacteriologisch onderzoek bij de secties.

We moeten er goed voor waken om plotselinge sterfte onder duiven gelijk aan dit virus toe te dichten. Immers ook Streptokokken kunnen sepsis en acute sterfte geven, maar ook Salmonella en E. Coli. Dat is dan ook vaak de reden dat er toch antibiotica worden gegeven zodra de sterfte optreedt.  Indien vast is komen te staan dat het Adenovirus type 2 de oorzaak is dan werken deze antibiotica natuurlijk absoluut niet tegen dit virus zelf. We zorgen er dan alleen voor dat de secundaire bacteriën minder kans krijgen om een bloedvergiftiging te veroorzaken. Wees er dan ook van bewust dat het geven van zware antibiotica de lever nog verder kunnen belasten waardoor het paard wel eens achter de wagen kan worden gespannen.Typisch is dat er op hokken die sterk aangetast zijn duiven zijn die totaal nergens last van hebben. Zelfs ouderdieren kunnen sterven terwijl de jongen niet aangetast blijken.

Preventieve vaccinaties zijn niet beschikbaar tegen dit virus, Getracht kan worden middels het laag houden van de infectiedruk en het optimaliseren van de weerstand  de verspreiding van het virus tegen te gaan.

Zelf schrijf ik in deze gevallen Bony Sambucca Plus voor gedurende 14 dagen, naast eventueel een milde antibioticumkuur als dat noodzakelijk lijkt te zijn. Daarnaast kan Sedochol, Biochol of Bonichol de lever helpen ondersteunen.


Succes


Peter Boskamp